‘Hé, maar ik ga wel nuchter dood’

Thomas (48) zoekt zijn leven lang niet alleen grenzen op. Hij overschrijdt ze met reuzenstappen. Hij leidt een donker en destructief leven. Een levenswijze die zorgt voor de verwoesting van zijn lichaam. Als dat helemaal op is, maakt hij een opmerkelijke keuze. Vlak voor het doek valt, gaat hij in herstel. ‘Ik wil het laatste deel van mijn leven goed leven.’

Dit verhaal verscheen in december 2014 in Lef. Helaas heeft Thomas het zelf niet meer in het blad kunnen zien. Hij overleed op 8 november 2014, een dag na zijn 48e verjaardag.
Tekst Jolande Bastiaans
Fotografie Marjo van de Peppel

‘Mijn eeneiige tweelingbroer Simon en ik zijn geboren uit onze piepjonge moeder en een onbekende vader. Ik heb ooit gehoord dat we verwekt zijn in Nice en dat onze vader een fotograaf was. We zijn geadopteerd toen we vier maanden oud waren door hele lieve ouders. We vielen met onze neus in de boter, want vader had een financiële topfunctie bij een bank en onze moeder was kunstenares. Ze waren - en dat is zwak uitgedrukt - in zeer goede doen. We groeiden op in Blaricum met onze ouders en met ons  drie jaar later geadopteerde  zusje Douke. We waren twee vrolijke, drukke  jongetjes die veel aandacht nodig hadden. We hebben allebei ADHD. Daarom hadden we moeite met concentratie op school en waren door alles snel afgeleid. Met spelen hadden we daar echter totaal geen last van. We hadden veel vriendjes met wie we altijd voetbalden en buiten in de natuur bezig waren. Toen we zeven waren verhuisden we met het gezin naar een landhuis. Mijn broer en ik waren twee handen op één buik. Doordat we altijd één front vormde, hadden mijn ouders en zusje  daar nog wel eens moeite mee.

Manipulerend mannetje
Samen met Simon ging ik naar de mavo in Bussum. Daar rookte ik op mijn veertiende mijn eerste jointje. Nog in datzelfde jaar rookte ik de hele dag door weed. Alcohol dronk ik voor het eerst toen ik vijftien was. Mijn broer deed in alles met me mee, al moet ik eerlijkheidshalve zeggen dat ik de voortrekker was. Als snel ontstonden er spanningen in huis. Ik zie mijn vader nog onder aan de trap staan te wachten als we weer eens dronken thuiskwamen. Ook begon ik geld te stelen uit mijn moeders portemonnee. Ik was een sluw manipulerend mannetje dat mijn ouders tegen elkaar uitspeelde zodat zij samen ruzie kregen en ik buiten schot bleef. Toen Simon en ik zeventien waren, stuurden onze ouders ons daarom naar Amerika. We konden via een uitwisselingsprogramma daar de highschool volgen. Ik kwam terecht in Oklahoma , Simon in Kansas. We zijn daar anderhalf jaar geweest. Zonder drugs en zonder alcohol. Dat was absoluut not done. Ik gaf me helemaal over aan The American Way of Life. Terug in Nederland ging ik werken in de horeca. Ik verhuisde naar de hoofdstad en stortte me volledig in het nachtleven. Daar maakte ik voor het eerst kennis met amfetamine en coke.

Tienduizend euro per week 
Niet lang daarna overleed mijn moeder aan een hersentumor. Buiten het feit dat dit voor mij een grote klap was, kreeg ik ook een aandelenportefeuille van vier ton. Per week nam ik ongeveer tienduizend euro op. Samen met mijn broer - die inmiddels ook in Amsterdam woonde - werd ik een bekend figuur in de uitgaansscène. En op de velden van Ajax, want daar waren we ook iedere twee weken samen te vinden. Ik woonde in die tijd samen, maar met de huwelijkse trouw nam ik het niet zo nauw. Ik zat veel op de Wallen en daar heeft ze me een keer letterlijk bij de hoeren betrapt. Dat en mijn vele cokegebruik waren voor haar de spreekwoordelijke druppels. Op mijn 28e was het geld van de erfenis op. Op hetzelfde moment stopte ik met werken in de horeca en kwam mijn broer bij me wonen. Hij had nog wel geld en daar leefden we van. Twee keer had ik nog een langdurige relatie, maar allebei de dames verlieten mij vanwege mijn liefde voor de coke. Wel kregen Simon en ik twee hondjes die we overal mee naar toe namen.

Zeven ton opgesnoven
Rond mijn dertigste werd ik ernstig ziek. Allebei mijn nieren hielden er mee op. Nierinsufficiëntie heet dat. De oorzaak is nooit duidelijk geworden, waarschijnlijk een auto-immuunziekte. De klap was enorm. Doordat mijn nieren niet meer werkten en ik dus niet meer plaste, moest ik drie keer per week gedialyseerd worden. Mijn hele leven stond op zijn kop. Dat weerhield mij er overigens niet van om coke te snuiven. Integendeel, ik ging nog meer gebruiken. In dezelfde tijd stierf mijn opa en daar erfde ik 1 miljoen euro van. Van de familieband was ondertussen niet veel meer over. Mijn leven stond even stil toen mijn vader met een computerdraai op de proppen kwam waarop te zien was dat ik zeven ton had opgemaakt van mijn erfenissen. Dat was ook de reden voor hem om al het contact met mij te verbreken. Tijdens dat dialyseren ben ik voor het eerst coke gaan roken. Het eerste dat ik deed als ik van de dialyseafdeling afkwam was een base coke opsteken. Die waren extra lekker omdat dan net heel mijn bloed gezuiverd was. Dan ging ik echt uit mijn dak.

Nieuwe nier
Op mijn 31e kreeg ik een donornier en natuurlijk kreeg ik die van mijn tweelingbroer. Wij waren een perfecte match. Ik hoefde niet eens afstotingsmedicijnen te slikken. Ik was binnen twee dagen uit het ziekenhuis, Simon binnen vijf uur. Euforie alom. Ik kon weer plassen en ik was weer het mannetje! Niet dat ik moeite deed om mijn gezondheid op peil te houden. In de jaren erna was ik weer net zo mateloos. Simon trouwens ook. Weer doken we samen het Amsterdamse nachtleven in met onze twee hondjes. We waren natuurlijk luxe gebruikers want we hoefden niet te werken en we zijn ook nooit in de echte criminaliteit beland. Al waren we wel bekend bij de politie. Ach, iedereen kende ons. Ik was de echte cokegebruiker, Simon was meer de drinker.
Na een jaar stopte de nier van Simon en weer was de klap groot. Tien jaar lang ging ik drie dagen per week naar het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis en weer ging ik me helemaal te buiten als ik klaar was met dialyseren. Simon kwam me dan halen en samen gingen we dan naar het Oosterpark of Vondelpark om samen te gebruiken.

Cokehoeren en dealers
Ik pleegde roofbouw op mijn lijf. Ik wist het, maar kon niet stoppen. Langzaam brokkelde mijn wereldje en mijn geestelijke gezondheid af. Ik werd paranoïde en ging met een pistool op zak lopen. Vrienden had ik niet meer, ik kende alleen maar cokehoeren en dealers. Ik ging drugstransporten doen. Het was waanzin. Ik ben in die tijd afgeperst, ontvoerd, gestript, gedrogeerd en volledig in elkaar geslagen. Ik was een echte junk geworden.
In 2010 stopte mijn broer met de cocaïne, hij kon er niet meer tegen. Drinken deed hij echter nog volop. Ook in 2010 – we woonden inmiddels in een crackpand – kreeg ik een telefoontje dat er weer een nier beschikbaar was. En weer kreeg ik hoop en ben ik getransplanteerd. Ook in het ziekenhuis gebruikte ik gewoon door al ben ik na die operatie een iets rustiger leven gaan leiden. Stoppen kon ik echt niet, daarvoor was ik veel te verslaafd. Ik kocht een huis in Amsterdam Noord en Simon in Amsterdam Zuid. Daar scheidden zich dus onze wegen. Daar in dat huis woonde ik twee jaar alleen. Jaren waarin ik me heel erg eenzaam voelde. Jaren waarin ik een ernstig COPD kreeg en waarin ik geen enkele controle meer had over mijn drugsgebruik. Mijn lijf kon al dat gebruik gewoon niet meer aan. Ik kon niet meer. Ik vroeg mijn broer om hulp en trok weer bij hem in. Nu werd hij het baasje.
Ik was helemaal afhankelijk van Simon. Toch kon hij op een gegeven moment de zorg voor mij niet meer aan.

Verpleegtehuis Vreugdenhof
Via een gezondheidsmentor werd ik in een verpleegtehuis opgenomen. Ik was 46 jaar en al aan mijn laatste levensfase toe. Want naast mijn slechte nieren en mijn longfunctie van nog maar twintig procent, bleek inmiddels ook mijn hartfunctie minimaal te zijn. Ik was volgens de artsen in de terminale fase van mijn leven beland. Ik werd erg depressief daar in verpleegtehuis Vreugdenhof. Ik woonde daar met alleen maar hoog bejaarden en rookte overdreven veel crack. Zoveel dat ik vier keer binnen twee maanden op de intensive care belandde. De laatste keer was ik zo benauwd dat ik een hartinfarct kreeg. Ik was al aan het afscheid nemen, maar overleefde het. Binnen twee uur had ik weer praatjes. En weer zocht ik met drugs het uiterste op. Het was pure waanzin, zo destructief als ik bezig was. Mijn mentor was heel bezorgd. Zij vertelde mij dat de artsen hadden gezegd dat ik binnen twee weken in mijn graf zou liggen als ik door zou gaan. Zij was degene die begon over een verslavingskliniek. Het rare is dat ik meteen zei: ‘dat gaan we doen!’
Ik was me rot geschrokken van dat infarct en zag mezelf al zwervend doodgaan. Kijk, doodgaan doe ik toch, maar over de manier waarop wil ik toch enigszins regie houden. Via internet kwamen we op het spoor van SolutionS en een week na de laatste intensive care opname kreeg ik mijn intakegesprek. En dat klikte. Die vertelde mij dat verslaving een ziekte is, die vaak genetisch bepaald is. Dat zette mij aan het denken. Ik heb mijn biologische moeder een paar keer ontmoet en ik weet inmiddels dat zij alcoholist is.

Rust versus chaos
Ik ben nog nooit zo nerveus geweest als voor die opname in SolutionS. Ik wist dat ik clean kon worden, maar clean blijven dat lukt mij echt niet. Ik heb eerst een paar dagen in de detox gezeten en daarna ben ik het programma gaan volgen met mijn mede-verslaafden. Gelukkig was dat wel een aangepast programma, want ik was in een erg slechte conditie. Zeg maar gerust dat mijn lichaam op is.  Ik zit in een rolstoel, heb zuurstof nodig en kan niet veel zonder hulp. Zo moet ik ’s middags rusten. De zorg van de verpleegkundige daar was uitstekend. Tijdens de behandeling werd ik weer ernstig ziek. Zo ernstig dat ik in het ziekenhuis opgenomen moest worden. Ik was heel erg benauwd, had een bloedtransfusie nodig en hield veel vocht vast. Na de opname ben ik weer terug gegaan. Dat kon ook want de kliniek heeft speciaal voor mij een zuurstofinstallatie aangeschaft. Ik had een hele goede counselor: Erik. Een ervaringsdeskundige die me helemaal uit elkaar heeft getrokken. Langzamerhand begon ik mezelf te leren kennen. En dat viel niet mee. De behandeling heeft me rust gebracht. Rust in mijn hoofd. Ik heb geleerd om dag voor dag te leven. Voorheen was het een grote chaos. Uiteindelijk heb ik drie weken in SolutionS gezeten. En tot op de dag van vandaag ben ik nuchter.

Rücksichtslos en rusteloos
En nu woon ik weer in een verpleegtehuis. In Loosdrecht ditmaal. Ik wilde per se niet terug naar Amsterdam. Ik vind herstel moeilijk. Ik heb veel zucht, maar word goed opgevangen door de aftercare van SolutionS en de fellows die ik daar heb leren kennen. Met hen ga ik naar meetings in Hilversum en Bussum. Ik mis Simon enorm. Maar hij is helemaal weggezonken in de alcohol. Ik heb hem een paar keer gebeld, maar hij gooit vaak de hoorn op de haak. En als hij wel opneemt is hij stomdronken. Ik wil graag weer een team worden met mijn broer. In mijn herstel heb ik hem nodig, maar dat is heel moeilijk nu. Simon is een deel van mij. Ik zou hem graag weer aankijken en willen dat we oprecht en eerlijk tegen elkaar kunnen zijn en zonder woorden weer samen zijn. Mijn vader is vier jaar geleden overleden en sinds heel kort heb ik weer contact met Douke, mijn zus. Pas geleden heb ik voor het eerst weer sinds jaren gehuild. Mijn emoties zijn natuurlijk jarenlang verstopt geweest. Nu ik hier zit, ga ik mijn leven overdenken en dat valt niet altijd mee. Ik heb geen spijt van mijn leven, maar ik zou heel graag getrouwd zijn geweest en kinderen hebben gehad. Het punt is dat ik nog nooit een vrouw trouw heb kunnen blijven. Ik was altijd rücksichtslos en rusteloos. Ik had moeite me écht te binden en kon vrouwen nooit dichtbij me laten komen. Maar ik accepteer mijn leven wel.

Korte levensverwachting
En nu ben ik 48 en beleef ik mijn oude dag. Ik slijt mijn dagen hier in het verpleeghuis. Op weg naar SoltutionS werd me al duidelijk dat ik nooit meer terug naar huis zal kunnen. Af en toe is het hier best wel saai, maar ook dat heb ik te accepteren.  Mijn levensverwachting is kort. Ik heb niet lang meer. Ik zou eigenlijk geopereerd moeten worden aan mijn hart, maar mijn organen zijn in zo’n slechte conditie, dat dat niet gaat gebeuren. Mijn lichaam mag dan wel op zijn, mijn geest is nog jong. Ik heb gelukkig mijn vermogen nog en daardoor ben ik in staat om leuke dingen te doen. Ik ga geregeld met de taxi het dorp hier in. Ik houd van lekker eten en mooie kleren. Ook zou ik graag nog een bootje willen kopen zodat ik kan vissen op de plassen. Ik lees graag kookboeken en de Financial Times en binnenkort krijg ik Netflix. En ik ben nuchter! Daar heb ik het allemaal voor gedaan. Ik wil het laatste deel van mijn leven goed leven. Met kwaliteit. Wat liefde om me heen is meer dan wenselijk. Ik zou heel graag mijn laatste dagen doorbrengen met mijn broer, maar dan wel een nuchtere broer. Ik heb me neergelegd bij het einde. Er is straks een Amsterdammer doodgegaan.’

 

 

Reageer reacties (0)
LEES MEER...