Dit interview verscheen in februari van dit jaar in Lef Magazine
Tekst Vincent de Vries Foto’s Goffe Struiksma
Het werd hét tv-moment van het jaar 2013. Het moment dat Fernando Ricksen, oud-speler van Fortuna Sittard, AZ, Glasgow Rangers, Zenit Sint-Petersburg én Oranje, in het tv-programma De Wereld Draait Door, aan tafel bij Matthijs van Nieuwkerk, vertelt dat hij aan de dodelijke spierziekte ALS lijdt. Een bizar moment ook. Ricksen zat daar eigenlijk vanwege de promotie van zijn boek Vechtlust, waarin hij voor het eerst en in alle eerlijkheid verhaalt over zijn onstuimige leven dat voor een groot deel in het teken stond van zijn verslaving aan seks, drugs en alcohol.
Maar het liep totaal anders, daar in de studio in Amsterdam. Omdat Ricksen wilde voorkomen dat hij vanwege zijn rare manier van praten opnieuw zou worden neergezet als een actieve alcoholist, zoals hem kort daarvoor was overkomen toen hij te gast was in het tv-programma Bureau Sport, besloot hij het - ondanks dat hij de volgende dag nog een second opinion had - maar te zeggen. Dat het niet de alcohol was waardoor hij zo merkwaardig praatte, maar de zeldzame neurologische ziekte ALS.
Communiceren via een spraakcomputer
En ja, het werd inderdaad een moment om nooit meer te vergeten. Niet voor de tv-kijker die totaal verbouwereerd voor de buis zat, en al zeker niet voor Ricksen, voor wie de wereld sinds die memorabele dag in 2013 er volkomen anders uit kwam te zien.
Want het leek zo mooi. In herstel van alcohol en cocaïne had de Limburger (27 juli 1976, Heerlen) zijn leven eindelijk weer op de rit. Samen met zijn Russische vrouw Veronika en zijn dochtertje Isabella was hij neergestreken in het rustige Maaseik, net over de grens in België, niet ver van Sittard, waar Ricksen bij zijn oude club Fortuna Sittard inmiddels jeugdtrainer was geworden.
Een nieuw, gelukkig leven, lag voor Ricksen uitgerold. Het werd ‘m alleen niet. Want vlak voordat de voormalig verdediger met zijn explosieve biografie schoon schip wilde maken, kreeg hij in een ziekenhuiskamer zijn doodvonnis te horen. Hij had ALS, en dan nog eens de meest progressieve vorm waardoor de artsen hem geen drie tot vijf jaar gaven, zoals normaalgesproken de levensverwachting is bij een ALS-patiënt, maar hooguit vier maanden.
‘Ja, ook dat moment vergeet ik nooit meer’, vertelt Ricksen die tegenwoordig via een oogbestuurde spraakcomputer communiceert. ‘Dat kwam omdat het op zo’n kille manier werd gezegd. Natuurlijk, ik begrijp heel goed dat je er als dokter niet omheen hoeft te draaien, maar het mocht wat mij betreft best wat subtieler. Dit was immers niet zomaar een mededeling.’
Inmiddels overleden
Hoe ernstig de boodschap ook was, echt binnen kwam het aanvankelijk niet bij Ricksen. ‘Al had dat er ook mee te maken’, zo zegt hij, ‘dat ik op dat moment niet echt wist wat ALS was. Ik kende uiteraard wel die posters in die bushokjes, die campagne van Stichting ALS waarop je mensen zag die zeiden dat ze inmiddels waren overleden. Maar hoe confronterend dat ook was, dat ging eerlijk gezegd volledig langs me heen.’
Daarnaast geloofde Ricksen het niet. ‘Ja, ik praatte wel wat anders en ik had wel wat last van mijn rug, maar omdat ik me verder gewoon nog heel goed voelde en ik zelfs nog voetbalde, dacht ik eigenlijk dat ze een foutje hadden gemaakt. Sterker nog, ik ging er eigenlijk vanuit dat ze me later zouden terugbellen om hun excuses aan te bieden. Omdat ik bij nader inzien toch geen ALS had...’
Maar dat telefoontje, dat kwam niet. ‘En ja, toen realiseerde ik me dat ik me erbij neer moest leggen. Daar kon de second opinion weinig aan veranderen.’ Maar opgeven, dat deed Ricksen niet. Het was veelzeggend dat hij direct riep dat hij de eerste zal zijn die ALS overleeft. Terugblikkend op dat moment: ‘Sommigen vonden het maar raar dat ik dat zei. Omdat het in hun ogen onrealistisch was. Wat een onzin. Het is juist raar dat mensen zo denken. Waarom mag je geen hoop houden? Er zijn altijd uitzonderingen. Kijk naar Stephen Hawking, de Britse wetenschapper. Die leefde bijna 50 jaar met ALS.’
Rijverbod
Hoop of niet, dat betekent niet dat de spierziekte hem spaart. Integendeel, wie Ricksen vijf jaar na de diagnose in zijn bed in Glasgow ziet liggen, moet goed kijken om in hem de gevierde voetballer van weleer te ontdekken. Want naast dat hij enorm is afgevallen - hij weegt nog maar veertig kilo - kan hij zich niet of nauwelijks meer bewegen en heeft hij grote moeite met slikken. Al vind ik dat niet eens het allerergste. ‘Het moeilijkste vind ik dat ik nu volledig afhankelijk ben van anderen. Mijn hele leven deed ik alles zelf. Dat was ik gewend en vond ik ook prettig. Dat was ineens over. Dat vond ik zelfs lastiger dan de rolstoel waar ik op een gegeven moment ook niet meer onderuit kon.’
Dat weerhoudt Ricksen er echter niet van om opgewekt en vrolijk te blijven. En te blijven genieten - het liefst met een glimlach - van elke dag die weer aanbreekt. Het is niet voor niets dat hij nog graag vertelt over de capriolen die hij vroeger uithaalde, als aanvoerder van het roemruchte Glasgow Rangers, de Schotse topclub waarmee hij tussen 2000 en 2006 onder meer twee keer de Schotse landstitel pakte en vijf keer de beker won.
Legendarisch is het onder meer het verhaal dat hij op een mooie zomernacht vuurwerk afstak in de sjijkste wijk van Glasgow, met alle gevolgen van dien. En wat te denken van zijn hete nacht met playmate Kate Price en de keer dat hij met een helikopter naar de training ging. Of de keer dat Ricksen de voorzitter in het zwembad duwde terwijl hij wist dat hij een peperduur horloge omhad én niet kon zwemmen. Het typeert Fernando Ricksen. De voetballer die niet alleen op het veld van geen ophouden wist, maar ook daarbuiten.
Al was het natuurlijk niet alleen lachen, gieren en brullen. Net zo legendarisch zijn de verhalen over zijn uitspattingen, veelal veroorzaakt door zijn verslaving. Want die keer dat hij met een helikopter naar de training ging, zag er weliswaar grappig uit, maar dat had natuurlijk een reden: namelijk dat Ricksen een aantal maanden niet achter het stuur van zijn Ferrari mocht zitten, omdat hij een rijverbod had.
Drinken tot ik er bij neerviel
Want óók dat is Ricksen, die net als andere verslaafden doorging waar anderen stopten. Of het nu ging om vrouwen of om drugs en alcohol, voor Ricksen was er geen grens. ‘Ik dacht dat ik daarmee respect kon afdwingen. Verder deed ik het uit eenzaamheid. Omdat ik thuis niemand had, bleef ik steeds langer in de stad hangen. Sterker nog, het kwam regelmatig voor dat ik vanuit de kroeg of discotheek rechtstreeks naar het trainingsveld ging.’
Al moeten we, zo benadrukt Ricksen, niet denken dat hij in Schotland constant laveloos was. ‘De avond voor een wedstrijd dronk ik sowieso nooit. Zo gedisciplineerd was ik wel. Ik wilde natuurlijk wel wedstrijdfit zijn. Daarom zag ik mezelf toen ook niet echt als iemand met alcoholisme. Dat kwam later pas, in Rusland toen ik pas echt diep viel. Ik kón in Schotland ook niet eens elke dag drinken. Wie zo leeft, houdt het nog niet één week vol bij een club als Glasgow Rangers.’
Ricksen dronk in Schotland daarom vaker niet dan wel. ‘Maar’, zegt hij, ‘als ik wel dronk, bijvoorbeeld na een wedstrijd, dronk ik ook écht. Totdat ik er letterlijk bij neer viel. Dat ik de volgende dag dan met een kater wakker werd nam ik voor lief. Dat kon ook niet anders. Het bleef niet bij bier. Ik dronk alles. Wijn, whisky en andere sterke dranken. En dan zoveel mogelijk.’
Dat Ricksen zich in de zomer van 2006 wel aanmeldde bij de Sporting Chance Clinic nabij Londen was omdat hij zelf ook wel doorhad dat zijn verslaving zijn leven begon te ruïneren. ‘De problemen stapelden zich in rap tempo op. Want naast dat ik ‘s nachts niet of nauwelijks meer thuiskwam, arriveerde ik te laat op trainingen en betaalde ik mijn rekeningen niet. Dat was puur omdat ik warrig in mijn hoofd was.’
Arsenal-legende Tony Adams
De Sporting Chance Clinic, een kliniek voor verslaafde topsporters, leek de ideale kliniek voor Ricksen. Niet in de laatste plaats omdat het onderdeel is van The Sporting Chance Foundation, een stichting die ruim vijftien jaar terug is opgericht door Arsenal-legende en oud-Engeland aanvoerder Tony Adams. Adams is tot op de dag van vandaag een van de meest gerespecteerde herstellende alcoholisten van Engeland. ‘Veel spelers’, vertelde Adams ooit, ‘zijn huiverig om hun verslaving toe te geven. Ze zijn bang dat het hun carrière schaadt. Maar de stap naar ons, is voor voetballers én hun trainers gemakkelijker. De voetballerij blijft natuurlijk een gesloten wereldje, maar omdat wij gespecialiseerd zijn in de verslavingsproblematiek bij spelers kunnen we veel meer dan bijvoorbeeld zo’n sterrenkliniek als Priory in Londen. Wij zijn tailor made.’
Een behandeling in zijn kliniek, waar topsporters behandeld worden voor hun verslaving, kost 15.000 euro voor 26 dagen. Veel geld, maar de voetballers hoeven zich daar geen seconden druk om te maken: bij de Britse voetbalbonden en spelersorganisaties zit de behandeling in een verslavingskliniek bij de Sporting Chance Foundation inmiddels in het medische basispakket.
Verhaal voor wildvreemden
Ricksen vertelt dat hij aanvankelijk flink moest wennen, maar dat hij onder een strak regime van yoga, massage, groepsgesprekken en health-food uiteindelijk wel opveerde. ‘Wel had ik grote moeite met die praatsessies. Dat je voor een groep wildvreemden ineens jouw verhaal moest doen. Dat vond ik niet makkelijk.’ Ricksen luisterde dan ook liever. Al had hij, in het begin wel moeite met sommige verhalen. ‘Kijk, in de kliniek had ik alleen maar topsporters om me heen, onder wie talentvolle cricketspelers die verslaafd waren aan marihuana. Bij de meetings in het land was dat anders. Dan zat ik in een kring met verslaafde huisvrouwen. Die waren dan gaan drinken omdat ze helemaal gek werden van een fluitende theepot. Of omdat de strijkbout het niet meer deed. Ja, toen dacht ik echt: Waar ben ik in godsnaam beland?’ Uiteindelijk kreeg Ricksen wel respect voor dat soort mensen. En zeker voor de huisvrouwen die verslaafd waren geraakt omdat ze weduwe waren geworden. ‘Als je dat hoort, doet dat wel pijn. Dat deed me meer dan al die beroemdheden die hun verhaal deden. ’Ricksen leerde er weliswaar een nuchter leven te leiden, maar dat betekende niet dat hij zich er ook aan zou houden. ‘Dat wist ik eigenlijk al meteen’, zegt hij. ‘Want hoe goed de bedoelingen ook waren, ze hebben me nooit helemaal van de drank weg kunnen houden.’
Terugval uit woede
Helaas niet, denkt Ricksen nu. Want in Rusland, waar hij voor Zenit St-Petersburg ging spelen, ging het mis. ‘Natuurlijk, ik had aanvankelijk mijn twijfels of Rusland wel de juiste plek voor me was. Het is wel het land van de wodka. Maar omdat ik in Rusland een injectie kreeg waardoor ik meteen doodziek zou worden als ik ook maar één druppel alcohol nam, durfde ik het wel aan.’ Waar Ricksen alleen geen rekening mee hield: na een jaar was die prik uitgewerkt. En ja, toen begon de ellende, helemaal toen hij voor het eerst werd gepasseerd en hij, naar eigen zeggen, uit woede terugviel. ‘Ik vond toen dat ik die woede ergens kwijt moest. Ineens kwam alles samen. Niet alleen die reserverol, maar ook mijn blessure en mijn scheiding... En dat kon ik niet aan. Soms bleef ik bewust wel thuis, maar dat werkte totaal niet. Het tegenovergestelde gebeurde. Dan sloeg de stress toe en ging ik nadenken. Wat weer leidde tot zo’n knallende koppijn dat alleen de fles nog hielp.’
Omdat Ricksen zich steeds depressiever begon te voelen, ging hij in Rusland ook drugs gebruiken. ‘Ik vond dat ik wel moest. Om me lekker te blijven voelen, was alcohol alleen niet meer voldoende. Bovendien waren de drugs de enige manier om weer enigszins nuchter te worden. Omdat het me toch niks meer kon schelen, nam ik langzaam maar zeker steeds meer. Alle soorten drugs, inclusief dat witte spul dat ik in de toiletten van een nachtclub opsnoof.’
Niet opgeven
Het werd bijna zijn ondergang. Want nadat Ricksen bij een onverwachte dopingcontrole in Portugal werd betrapt op het gebruik van cocaïne, werd hij niet alleen geschorst door de UEFA, maar ook weggestuurd door zijn club. Het was dat Fortuna Sittard, de club waar hij in 1993 debuteerde in het betaalde voetbal, hem zeventien jaar later weer in de armen sloot, anders was het zonder twijfel anders gelopen. Al mogen we zeker niet de rol van Veronika vergeten, meent Ricksen. Zij - de moeder van zijn dochtertje Isabella - bleek de reddende engel. Veronika was immers diegene die Ricksen, na een moeilijke periode waarin hij zich nagenoeg van de buitenwereld had afgesloten, bleef steunen, weghield van de verleidingen en hem op die manier weer op de been bracht.
‘Ja, Veronika heeft me er echt doorheen gesleept, zoals Isabella mij er nu doorheen sleept’, aldus Ricksen. ‘Want dat ik niet opgeef, ondanks alle ongemakken, dat is natuurlijk niet zomaar. Dat is omdat ik Isabella wil zien opgroeien. Dat is misschien wel het belangrijkste waarom ik het langer vol houd dan voorspeld. Natuurlijk, ik denk dat het ook te maken heeft dat ik topsporter ben geweest. Dat ik daardoor beter kan omgaan met teleurstellingen, maar de voornaamste reden is toch wel Isabella. Daarom denk ik ook nog lang niet aan euthanasie. Waarom zou ik ook? Ik ben nog lang niet klaar.’
LEES MEER...