Dimitri (27) blowde als dertienjarige al dagelijks. Later gebruikte hij ook coke, xtc en GHB. Jarenlang ging hij daarmee door, tot hij besefte dat hij toch echt wel een groot probleem had. Toen hij een jaar in herstel was, kreeg hij zaadbalkanker met uitzaaiingen. ‘Als ik toen nog had gebruikt, was ik nooit naar een arts gegaan.’
(Dit verhaal verscheen in oktober 2013 in Lef Magazine. Dimitri is inmiddels 29 jaar.)
Tekst Linda van Doorn
Fotografie Leon van den Broek
‘Toen ik ongeveer een jaar in herstel was, kreeg ik pijntjes. Ik vertelde dat tegen fellows en zij zeiden dat ik toch eens naar de dokter moest gaan. Ik dacht dat het wel mee zou vallen, maar ging wel. Als ik nog had gebruikt dan had ik dat nooit gedaan. Ik werd meteen doorverwezen naar het ziekenhuis en niet veel later kreeg ik te horen dat ik zaadbalkanker had. Met uitzaaiingen naar mijn buikholte. Er volgden chemokuren en in december werd ik schoon verklaard, maar bij een scan bleek er toch nog een tumor bij mijn aorta te zitten, waaraan ik geopereerd moest worden. Ondanks deze heftige periode, kan ik de jaren sinds mijn herstel toch als de gelukkigste van mijn leven bestempelen. Ik heb mijn ware ik leren kennen en mag zijn wie ik ben. Dat is het mooiste dat er is.
Agressie
Op mijn twaalfde begon ik met blowen. Ik had een slechte band met mijn ouders en voelde me niet betrokken bij het gezin. Ik vind het moeilijk om dat te vertellen, maar heb het nu wel een plaatsje kunnen geven. Ik wilde graag in alles de beste zijn en had het idee dat mijn oudere broer en zus werden voorgetrokken. Toen zij hun diploma haalden, was dat heel bijzonder, maar bij de derde – ik dus – was dat natuurlijk al heel normaal. Ik tenniste op hoog niveau en werd een keer tweede van Brabant, maar nog vond ik dat niet genoeg; ik was geen eerste.
Ik was altijd op zoek naar liefde, warmte en aandacht en dacht dat door mee te blowen te krijgen van klasgenootjes en vriendjes. Toen ik dertien was, blowde ik al dagelijks. Vanaf mijn vijftiende gebruikte ik ook dagelijks speed en xtc.
Ik kreeg verkering met een meisje wiens ouders zelf een xtc laboratorium hadden. Het was dus heel makkelijk om aan drugs te komen én we verdienden er veel geld mee. Daardoor kon ik ook cocaïne en GHB gebruiken.
Ik raakte vaak betrokken bij vechtpartijen, meestal onder invloed maar ook wel eens als ik onderweg was naar mijn dealer. Als iets in het verkeer dan bijvoorbeeld tegen zat, maakte ik ruzie. Mijn agressie was dan even gezakt en ik kon mijn weg naar de dealer vervolgen.
Op mijn zestiende ging ik veel te ver. Mijn ouders stonden absoluut niet achter mijn relatie met dat meisje. Ze zagen natuurlijk wel dat ik altijd met veel geld, gouden kettingen en dure kleding thuis kwam en ze vertrouwden het niet. Ik loog ze voor en zei dat ik die spullen van mijn vriendin kreeg. Daar begon het liegen, bedriegen en manipuleren al. Op een dag was ik samen met mijn vriendin thuis – ik woonde nog bij mijn ouders – en maakte ruzie met haar. Mijn moeder was het zat en wilde ons wegsturen. In haar boosheid gooide ze een wasmand van de trap af. Ik werd door die mand geraakt en flipte. Ik zette mijn moeder een mes op haar keel. De politie kwam en ik werd opgepakt. Na mijn vrijlating pakte ik mijn spullen en ging ik uit huis.
"Lekker chillen met downers, en weer uppers om onszelf op te peppen. GHB maakten we gewoon zelf"
Skinhead
Vrienden en vriendinnen van vroeger vond ik saai en oninteressant. Ik sloot me aan bij een skinheadgroepering, om maar ergens bij te horen. We vochten veel, vooral met buitenlanders natuurlijk. Samen met die groep gebruikte ik allerlei drugs door elkaar. We konden ons de hele dag allerlei dingen toedienen. Lekker chillen met downers, maar als we dan merkten dat we té down werden, gebruikten we uppers om onszelf weer op te peppen. GHB maakten we zelf.
Ik kon niet stoppen met gebruiken, ging altijd maar door en door.
Alle kantoren gehad
Om aan geld te komen, moest ik natuurlijk gewoon werken. Telkens werkte ik ergens een maand en als mijn proeftijd dan afgelopen was, kwam ik niet meer opdagen. Wel dreigde ik dan: ‘Maak twee maandsalarissen naar me over, anders zoek ik je kinderen op hun school op.’ Op de een of andere manier lukte dat altijd en ik had weer geld en alle tijd om te gebruiken. Mijn cv was een bij elkaar gelogen vel papier. Ik noemde daar op twee of drie bedrijven waar ik langere tijd had gewerkt. Toen ik in Eindhoven niet meer aan het werk kwam omdat ik zo’n beetje elk verzekeringskantoor had versleten, verhuisde ik naar Tilburg en zette daar mijn ‘werkzaamheden’ voort. In de pauzes ging ik altijd naar een coffeeshop om te blowen. Op kantoor snoof ik. Ik wist wel dat ik een probleem had en lag soms avonden lang huilend in mijn bed. Dan nam ik me voor de volgende dag niet te gebruiken, maar de volgende ochtend was dat het eerste dat ik deed.
"Ik zette tatoeages om vriendinnetjes te laten zien dat ze nummer één waren, maar dat waren ze natuurlijk niet. Mijn verslaving ging altijd voor"
Tatoeages
Tijdens mijn actieve verslaving had ik verschillende vriendinnetjes en ik ging heel ver om mijn ‘liefde’ aan hen te tonen. In totaal zijn er drie meisjesnamen op mijn lichaam getatoeëerd. De eerste liet ik zetten na drie maanden verkering. De tweede al meteen in de eerste week. Ik deed dat met de gedachte dat ze dan niet bij me weg zouden gaan en dat ik op die manier liet zien dat zij nummer één was. Maar ze kwamen allemaal minstens op nummer twee. Mijn verslaving ging voor.
Gelukkig heb ik over al die tatoeages iets heen kunnen laten zetten, waardoor de namen niet meer zichtbaar zijn. Het feit dat ik die plaatjes liet zetten is tekenend voor hoe ik in relaties stond: ik zette die meiden op een voetstuk en cijferde mezelf weg. Op mijn been heb ik nu een samoeraivechter en een geisha laten tatoeëren. Ik heb die tatoeage laten zetten om me eraan te herinneren dat ik niet minderwaardig ben, maar hetzelfde mag zijn.
Alcohol aan de kant
Omdat ik een strafblad had en bij justitie aangemerkt stond als verslaafde, kwam ik jarenlang wekelijks bij de reguliere verslavingszorg. Dat werkte voor geen meter. Ze zeiden dat ik moest stoppen met coke en dan maar moest blijven blowen, omdat ik daar rustig van werd en niet meer zo snel een delict zou plegen. Dat sloeg natuurlijk nergens op; het probleem werd alleen maar verlegd. Elke week moest ik komen vertellen hoeveel ik die week gebruikt had. Als ik wegging, ging ik rechtstreeks door naar mijn dealer.
Ondertussen werkte ik voor mijn opleiding SPH met ex-gedetineerden als ervaringsdeskundige. Aan hun vertelde ik dat ze niet mochten gebruiken, maar zelf gebruikte ik wel. Ergens voelde ik me daar wel schuldig over. Toen mijn moeder aankwam met het verhaal dat er in Zuid Afrika een verslavingskliniek was geopend waar ik terecht kon, ben ik dan ook gegaan. Deels geloofde ik er wel in dat dat me zou helpen.
In die kliniek zeiden ze dat ik ook geen alcohol zou moeten drinken. Daar had ik moeite mee. Ik was 23 en kon me een leven zonder alcohol niet voorstellen. Bovendien dronk ik sowieso bijna nooit, ik vond dus ook niet dat dat mijn probleem was. Op een dag waren we met de kliniek een dagje weg naar de stad en samen met een mede-cliënt piepte ik er tussenuit. We dronken de hele middag en gingen naar de hoeren. Natuurlijk werden we daarna weggestuurd uit de kliniek. Het lukte me in eerste instantie wel om zo´n acht maanden clean te blijven van drugs, maar ik dronk wel. Dat ging al gauw van kwaad tot erger en uiteindelijk verviel ik ook weer in drugsgebruik. Het ging snel bergafwaarts. Ik vertoonde weer dat patserige gedrag, had een vriendin, maar was meer met andere vrouwen bezig tot zij de relatie verbrak. Het drong tot me door dat ik toch echt wel een probleem had en ging nu zélf op zoek naar een kliniek. Een maand later kon ik in Schotland terecht.
'Ik ga naar huis, ik houd het niet vol'
Daar waren ze streng. Ik moest alles inleveren: mijn telefoon, muziek en boeken. Na zes weken begon ik met fase twee en kreeg ik mijn boeken en muziek terug. Een uur per dag kregen we therapie en voor de rest moesten we onszelf bezig houden. In de eerste week dacht ik: Ik ga naar huis, ik houd het niet vol. Toch bleef ik en ik merkte dat verveling helemaal niet zo erg was. Ik wandelde veel en maakte regelmatig een babbeltje met andere cliënten. Samen met drie anderen deelde ik een ruimte. Een van hen kwam op een gegeven moment met een hoop drank aan. Met z’n vieren dronken we. De ‘boosdoener’ werd weggestuurd en wij hielden onze mond dicht. Toch knaagde dat aan me. Het programma staat onder andere voor eerlijkheid. Godzijdank werd ik niet weggestuurd, maar ik moest het wel aan de rest van de groep vertellen. Daarna moest ik mijn ouders bellen om het op te biechten. Ik besloot ook mijn vrienden in Nederland met wie ik altijd gebruikte te bellen. Ik vertelde hen dat ik niet meer met hen om kon gaan. Hun reacties deden me goed. Ze hadden het beste met me voor en begrepen het.
"Na een tijdje sméékte ik door de pijn om morfine"
Noodzakelijke opiaten
Tijdens mijn ziekte kon ik niet naar meetings; ik was veel te moe. Zelfs de vaatwasser uitruimen moest ik in etappes doen. Bovendien had ik een slechte weerstand en daardoor mocht ik niet in groepen zijn. Ik raakte in een isolement en voelde me eenzaam. Dat deed me heel erg aan mijn actieve verslaving denken.
Na mijn operatie aan mijn aorta had ik veel pijn. Hoewel ik in het ziekenhuis had gezegd dat ze me alles toe mochten dienen behalve opiaten als morfine smeekte ik er na een tijdje om. De pijn was té erg. Ik besprak dat ook met fellows. ‘Nood breekt wet’, vonden zij.
Toen ik naar huis mocht kreeg ik een doosje met Tramadol mee. Daarvan heb ik er een genomen toen ik met de auto voor controle naar het ziekenhuis moest. Twee heb ik er nog voor het slapen gaan gebruikt en toen heb ik het doosje naar de apotheek gebracht. Ik wilde het niet in huis hebben.
Dubbel clean
Met mijn ouders heb ik inmiddels een super goede band. Ik bel ze elke dag. Mijn vader nam tijdens mijn ziekte zorgverlof op en als ik in het ziekenhuis lag, was hij er elke dag. ’s Morgens kwam hij op bezoek en ’s avonds bracht hij me eten, omdat ik het ziekenhuiseten niet lustte.
Ik ben graag bij mijn familie, maar ik breng ook veel tijd door met mijn fellows. Dat vind ik belangrijk en we laten elkaar daarin ook vrij. Binnenkort moet ik weer voor een scan naar het ziekenhuis. Natuurlijk kan er weer kanker ontdekt worden, maar ik probeer positief te zijn en me daar niet al te druk om te maken.’
Lees in ons jubileumnummer in oktober hoe het nu met Dimitri gaat!
LEES MEER...