Artsen vinden het moeilijk om hulp te zoeken bij een verslaving. Dat bevestigt het proefschrift van epidemioloog Pauline Geuijen. Hierin spelen vooral negatieve gevoelens en lastige bespreekbaarheid een grote rol. Toch lijkt passende begeleiding voor artsen goed te helpen als die hulp daadwerkelijk wordt aangenomen.

Geuijen deed onderzoek naar de omvang van verslaving onder artsen, de werking van buitenlandse monitoringsprogramma’s en de mate waarin artsen met een verslaving hulp zoeken en krijgen. Dat artsen moeite hebben met het zoeken van hulp, heeft voornamelijk te maken met schaamte, een gebrek aan ziektebesef en angst voor gevolgen zoals schorsing of ontslag. Ook voelen collega’s zich nog steeds te vaak belemmerd om een vermoeden van middelengebruik te bespreken. Volgens het onderzoek heeft een derde van de artsen ooit zo’n vermoeden bij een collega gehad. Enkel twee derde van hen ondernam naar aanleiding daarvan actie. En dat terwijl ondersteuning in vertrouwen en zonder oordeel vanuit de omgeving volgens Geuijen juist kan helpen.

Begeleiding
In haar proefschrift adviseert Geuijen om meer bewustwording over verslaving te creëren binnen het geneeskundeonderwijs en een gezondheidsbeleid en -monitors in te voeren. In Nederland bestaat er al een hulpprogramma, ABS-artsen, waarmee artsen met een verslaving advies en begeleiding kunnen krijgen vooraf aan en tijdens het herstel. Daar hoort ook een monitoringsprogramma bij dat artsen begeleid in de terugkeer naar hun werk. Hiermee wordt er ingezet op het voorkomen van een terugval, maar tegelijkertijd wordt er ook ingegrepen als dit wel voorkomt. Geuijen deed onderzoek naar de effectiviteit van soortgelijke, buitenlandse programma’s. Hieruit blijkt dat ongeveer driekwart van de zorgverleners met een verslaving abstinent bleef en weer werkte aan het einde van de behandeling.

Reageer reacties (0)
LEES MEER...