Omgekeerde wereld

Samen spelletjes spelen, met z’n allen knus op de bank, gezellige familie-uitjes en onvergetelijke vakanties. Esmee Steendijk (20) heeft warme herinneringen aan haar jeugd. Maar als ze tien wordt, slaat dat om; het gezin krijgt de ene na de andere tegenslag te verwerken. Haar moeder grijpt naar de drank en sleept Esmee en haar broers mee in haar val. ‘Ik voelde me verantwoordelijk voor haar, als een moeder voor haar kind.’

Dit interview verscheen in oktober 2014 in Lef Magazine

Tekst Linda de Waart
Fotografie Esmee Franken

‘Het was de zoveelste keer dat we met de hele familie in de huiskamer zaten omdat mijn moeder een zelfmoordpoging had gedaan. Haar vriendinnen waren er ook, en er was politie en een psychiater bij. Ik voelde me gesloopt. Moe van alle ellende, moe van iedere week weer een heftige scène. Tegelijk was ik woedend. Waarom deed mijn moeder ons dit iedere keer weer aan? Ik kon me niet meer inhouden en schreeuwde al mijn frustraties naar haar uit. Dat ik er niet meer tegen kon. Dat ik de pijn en de angst niet meer wilde voelen. Dat het nu voor eens en altijd klaar moest zijn met dat gedrink. En als ze dat niet wilde, dat ze dan maar voorgoed dood moest gaan. Ik wilde rust. Een normaal leven, net als ieder ander kind. Na mijn uitbarsting, bleef mijn moeder ijskoud voor zich uitstaren en wees naar de koelkast. ‘Doe mij nog een biertje’, zei ze. Wat we ook deden of zeiden, het hielp niet. Zelfs de politie en psychiater konden niks doen en lieten ons maar wat aanmodderen in de puinhopen die mijn moeder veroorzaakte. Uit zelfbescherming besloot ik dat ik haar niet meer wilde zien. Voor bijna drie jaar zat de deur potdicht.’

Laatste kans
‘Hoewel het leek alsof het haar niets deed, was het toch die avond waardoor mijn moeder tot inkeer kwam. Niet alleen ik verbrak het contact, ook mijn broers en haar vriendinnen zagen geen andere uitweg; we wisten gewoon niet meer wat we moesten doen. Bij het afscheid liet een vriendin een kaartje achter van een hele doeltreffende verslavingskliniek. Een laatste strohalm waaraan ze zich misschien kon vastgrijpen, het was aan haar. Mijn moeder was iedereen kwijt. Er kwam niemand meer en dus had ze een vrijbrief om uit het leven te stappen. Maar dat deed ze niet. Ze stopte ‘cold turkey’ en werd natuurlijk doodziek. Na een paar dagen herinnerde ze zich het ‘goede’ adres van haar vriendin. Ze vond het kaartje en belde. Eind die week kon mijn moeder in de kliniek terecht voor een intake. Ze vertelde de hulpverleners hoe wanhopig ze was. Ze wilde wel stoppen, alleen dat lukte niet. Ze voelde zich zo waardeloos dat ze er maar beter een einde aan kon maken, dan zou iedereen van haar verlost zijn. Tot haar grote opluchting vond mijn moeder gehoor en werd ze opgenomen. Het was haar laatste kans.’

 

‘Amper elf jaar oud moest ik al volwassen zijn. Ik was degene die zorgde dat het huishouden op orde was en dat er boodschappen werden gedaan’

 

Zielig
‘Als klein meisje ontbrak het me aan niets. Mijn ouders hadden twee goedlopende kinderkledingzaken. Soms gingen we wel drie keer per jaar naar Disneyland Parijs en onze vakanties waren altijd luxe. Op een gegeven moment kochten mijn ouders een groot, oud huis dat helemaal opgeknapt moest worden. Wij woonden tijdelijk in units achter in de tuin. Door kortsluiting brandde dat huis af, samen met de nieuwe collectie kinderkleding die daar gestald stond. Het was een enorme financiële strop en vanaf toen ging alles bergafwaarts. Mijn ouders raakten de winkels kwijt en bleven achter met grote schulden. Drank hielp mijn moeder overeind te blijven. Ze vergat er haar zorgen door en voelde voor even geen stress. In het begin dronk ze alleen ’s nachts, later was ze dagelijks onder invloed. Wat er precies aan de hand was, begreep ik niet; ik was nog te jong. Ik vond alleen dat ze raar deed. En ze maakte wel erg veel ruzie met mijn vader.

Een paar jaar later scheidden mijn ouders. Mijn moeder ging steeds de fout in en mijn vader trok dat niet. Ik begreep nu ook dat mijn moeder een drankprobleem had. Als mijn broers merkten dat ze dronken was, werden ze boos en gingen ze weg. Dan lag mijn moeder heel zielig op de bank te huilen. Ik bleef bij haar want ik voelde me verantwoordelijk, als een moeder voor haar kind.’

Gevulde broodtrommel
‘Negen van de tien keer kwam ze me niet van school halen. Dan belde ze op en zei dat ze het niet ging redden. Als ik thuiskwam, lag ze laveloos op de bank en wist ze niet meer wat ze deed. Het was vervelend en ik werd er verdrietig van. Maar boos worden zoals mijn broers? Dat kon ik niet. Ik wilde haar juist helpen. Als het andersom was geweest, had mijn moeder dat ook voor mij gedaan.

Ik zag heus wel dat het er bij vriendinnetjes anders aan toeging. Zij werden altijd gebracht en gehaald door hun moeders. Ze kregen een goed gevulde broodtrommel mee. En hun moeders vroegen hoe ze het op school hadden gehad. Mijn moeder deed dat soms als ze nuchter was, maar meestal niet. Dan wist ik dat het weer mis was en dat deed pijn. Ik miste haar aandacht, haar liefde en haar begeleiding. Juist in die tijd ging ik door allerlei veranderingen heen. Mijn eerste ongesteldheid heb ik niet met mijn moeder kunnen delen. En ik kon niet met haar praten over jongens en seksualiteit. Amper elf jaar oud moest ik al volwassen zijn. Ik was degene die zorgde dat het huishouden op orde was en dat er boodschappen werden gedaan. Het was de omgekeerde wereld.’

Niet mijn vaders schuld
‘Soms ging ze een poosje naar een kliniek hier in de buurt. Dan woonde ik - net als mijn broers - bij mijn vader. Kinderen op school vonden dat raar. En omdat ik zo vroeg op eigen benen stond, was ook nog eens veel ‘verder’ dan hen. Ik voelde me een buitenbeentje. Toch had ik genoeg vrienden: oudere jongens die ik via mijn broers leerde kennen. Na school hing ik vaak met ze rond. Ze deden verkeerde dingen en ik werd daarin meegetrokken. Ik ging steeds gekkere dingen doen en op mijn dertiende rookte ik al sigaretten en jointjes. Af en toe dronk ik ook stevig, net als mijn moeder. Om te vergeten, maar ook om aandacht af te dwingen. Als ik nu een kind op straat zie roken, ben ik diep geschokt. Zo was ik dus ook.

Ondertussen verhuisde ik continu op en neer van mijn vader naar mijn moeder en terug. Ik had geen eigen plek, geen echt thuis; ik voelde me verloren. Ook mijn broers waren ongelukkig en dwars. Ze veroorzaakten heel wat problemen. Mijn vader probeerde van alles om ons op het rechte pad te krijgen. Hij gaf mij een paard zodat ik regelmaat in mijn leven zou krijgen. We gingen vaak samen naar de manege, mijn vader en ik. Dat waren ook de momenten waarop we echt met elkaar in gesprek kwamen.

Mensen stonden snel met hun oordeel klaar.  ‘Je moet beter op je kinderen letten’, zeiden ze tegen mijn vader. ‘Je zou eens wat meer thuis moeten zijn.’ Ik vond dat erg. Mijn vader was inderdaad weinig thuis. Hij werkte een hoop om ons te kunnen onderhouden en om de schulden weg te werken. Hij stond er alleen voor en deed wat hij kon. Maar het belangrijkste was dat hij er voor me was. Als ik hem nodig had, liet hij alles vallen en stond hij binnen twee minuten naast me. Mensen moeten eens wat beter nadenken voor ze iets zeggen over een ander. Dat het met mij en mijn broers niet goed ging, was niet mijn vaders schuld.’

 

‘Als ik nu een kind op straat zie roken, ben ik diep geschokt. Zo was ik dus ook’

 

Supergevaarlijk
‘Mijn moeders zelfmoordpogingen begonnen toen ik op de middelbare school zat. Meestal nam ze slaapmiddelen in met heel veel alcohol. Wij vonden haar dan in huis terwijl ze half dood lag te gaan; hop, wéér naar het ziekenhuis om haar maag leeg te pompen. Die laatste keer was ze zo vastberaden dat ze alle ramen en deuren met de knip had afgesloten. Ze had pillen geslikt en lag met flessen alcohol op bed. Uiteindelijk is mijn broer op het dak geklommen en via het zolderraam naar binnengegaan. Supergevaarlijk! Hoe kun je als moeder je kinderen zo in gevaar brengen?
Na die laatste confrontatie vroegen mijn oom en tante of ik een tijdje bij ze wilde wonen. Dat heen en weer verhuizen was nergens goed voor; bij hen zou ik een vast thuis hebben. Ik nam het aanbod aan en vanaf dat moment ging het beter met me. Het was fijn om een plek te hebben waar ik me veilig voelde. Ik had een thuis en zelfs een eigen kamer. Jarenlang kon ik geen kind zijn, nu was ik dat weer. Mijn tante hielp me bij mijn huiswerk en ik speelde buiten met mijn neefjes. Ik kon ook goed met mijn oom en tante praten. Ze wisten mijn diepste geheimen en vonden niets raar. In plaats van uit te gaan en op straat te hangen, bleef ik binnen. Zo kwam ik tot mezelf en kwam ik tot inzichten over hoe ik mijn leven verder wilde invullen.’

'Ga gewoon mee’
‘Toen ik hoorde dat mijn moeder zich had laten opnemen in de bewuste kliniek, was ik verbaasd, maar ook blij dat ze de stap had genomen. Een keer ging ik naar een voorlichtingsbijeenkomst en daardoor ben ik verslaving anders gaan zien. Ik dacht altijd dat mijn moeder het zelf deed, dat ze ons liet stikken voor een fles wijn. Door die bijeenkomst kwam ik erachter dat ze ziek was, dat zij er echt niks aan kon doen. Na zeven weken werd mijn moeder uit de kliniek ontslagen en werkte ze een jaar keihard aan haar herstel door dagelijks meetings en therapieën te volgen. Toch bleef ik het contact met haar mijden. Ik nam haar niets kwalijk, maar er was te veel gebeurd; ik durfde niet. Mijn broer heeft me uiteindelijk overgehaald. ‘Ga gewoon een keer met me mee bij mama eten,’ zei hij, ‘dan zie je zelf hoe ze veranderd is.’ Het was het begin van iets moois; langzaam groeiden we weer tot elkaar. De eerste twee jaar bleef ik bang voor een terugval. Nu weet ik zeker dat dit niet zal gebeuren. Ze gaat nog wekelijks naar meetings en zegt zelf iedere keer: ‘Ik wil nooit meer terug naar hoe het was.’ Ik geloof haar. Ze heeft het bewezen.’

 

‘Mijn verhaal vertellen is mijn grootste troost en ik merk ook dat het anderen helpt’

 

Grootste troost
‘Nu, vijf jaar later, staat de deur wagenwijd open voor mijn moeder. Ik woon opnieuw bij haar en we hebben ook een echte moeder-dochterrelatie. We shoppen samen, pikken terrasjes of gaan naar de film. En ik ben supertrots op haar want ze is alweer drieënhalf jaar clean. Mijn broers zijn ook terug op het rechte pad; ze zijn druk met relaties en werk. Ik heb een baan en wil over een tijdje mijn studie weer oppakken.

Dat wat mijn moeder heeft meegemaakt, kan mij ook gebeuren. Toch ben ik daar niet bang voor. Ik ken mijn grenzen. En als het wél gebeurt, zal ik me daar meteen bewust van zijn. Dan weet ik ook waar ik moet aankloppen voor goede, professionele hulp. Dat streepje heb ik voor op mijn moeder, want die wist dat niet.

Ik heb lang niet kunnen praten over de verslaving van mijn moeder. Vanaf mijn zestiende draaide dat om. Ik praatte veel en met iedereen die het horen wilde. Hoe meer ik het erover had, hoe makkelijker het werd. Mijn verhaal vertellen, is mijn grootste troost en ik merk ook dat het anderen helpt. Ik zit in een praatgroep voor kinderen van verslaafden en als ik begin te praten, durven dat er meer. Andersom luister ik ook graag naar de verhalen van anderen. Het is fijn te weten dat er kinderen zijn die hetzelfde meemaken en dat er dus goede hulp is. Je staat er niet alleen voor en je hoeft het niet alleen te doen.’ 

 

Reageer reacties (2)

Lisa(17. februari 2017)

Lieve Esmee,

Het lijkt wel of jij en ik dezelfde moeder hebben, alleen heeft zij voor herstel gekozen en mijn moeder (nog) niet. Alles wat je beschrijft heeft mijn moeder ook gedaan. Ikzelf ben herstellende verslaafde, ik kon er niet mee omgaan en vluchte ook in de verslaving maar gelukkig heb ik de 12stappen programma gevonden. Mooi dat jullie relatie is herstelt! Veel liefs Lisa

Lisa(17. februari 2017)

Hallo lieve Lisa,

Bedankt voor je reactie!

Wat knap dat jij zelf herstellende bent en dat je hier zelf je weg in hebt gevonden. Daar mag je zeer trots op zijn en je moeder ook! Ik hoop dat je voor je moeder een voorbeeld zult zijn, en dat ze ook snel deze stappen gaat nemen. Heel veel sterkte en geluk toegewenst! 

Liefs Esmee

LEES MEER...