Rijk, maar ook een beetje arm

Feikje en Jan van Doorn (allebei 67) deden álles voor hun dochter Barbara, die was gediagnosticeerd met PTSS en een angststoornis. Haar gedrag associeerden ze daarmee, hoewel Feikje een vermoeden had van drugsgebruik. Jan wist van niets. ‘Toen ze vertelde dat ze drugsverslaafd was, ging ik kapot.’

Dit artikel verscheen in december 2016 in Lef Magazine
Tekst Linda van Doorn
Fotografie Esmée Franken

Feikje: ‘Ik zei het altijd al: Barbara gebruikt drugs. Hoe vaak ik zakjes cocaïne vond, is niet op één hand te tellen. Maar ze ontkende glashard. Het was altijd van iemand anders, of ze was er ingeluisd.
‘Bewijs dan dat je niet gebruikt’, zei ik een keer tegen haar. ‘Ga mee naar de dokter, dan doen we een bloedtest.’ Maar dat wilde ze niet, ze werd boos en beschuldigde mij er van dat ik haar wantrouwde. Na een tijdje gaf ik het op. Ik wist dat ze drugs gebruikte, maar ze moest er zelf mee komen. Toen ze ons vanuit de kliniek, waar ze in eerste instantie naartoe was gegaan voor haar relatieverslaving, belde om te vertellen dat ze ook verslaafd was aan alcohol en drugs, werd ik daar heel rustig van. Er viel niets meer te ontkennen, en daar in Zuid Afrika zou ze eindelijk behandeld kunnen worden.’
Jan: ‘Ik was juist kapot, helemaal van het padje af. Natuurlijk, Feik had het vaker genoemd maar ik geloofde het gewoon niet. Mijn dochter, verslaafd aan cocaïne? Nee, dat bestond niet. Dat ze een probleem had met alcohol, zag ik wel, maar verslaving is simpelweg nooit in me opgekomen. Achteraf zie ik de signalen wel. Maar door alles wat Barbara had meegemaakt, zag ik vooral de diagnose posttraumatische stress stoornis. Er was van alles met haar aan de hand, maar er heeft nooit iemand tegen ons gezegd: ‘Barbara is verslaafd.’’

In het verdomhoekje
Feikje: ‘Ik merkte al heel jong aan Barbara, ze is nu 41, dat ze op een negatieve manier aandacht vroeg. Toen ze bijna twee was, werden haar broertjes geboren. We probeerden de zorg zo goed mogelijk te verdelen, maar met name mijn familie adoreerde de eeneiige tweeling. Barbara kwam een beetje in een verdomhoekje terecht; mijn moeder presteerde het bijvoorbeeld een keer twee lolly’s mee te nemen in plaats van drie. Barbara had dat heel goed in de gaten en leerde stampvoetend haar zin te krijgen en daarmee ook dat negatieve aandacht ook aandacht is. In haar volwassen leven ging dat verder. Kerst vierden we bijvoorbeeld gescheiden: kerstavond was voor Barbara, andere dagen voor de tweeling. Dan reageerde ze heel manipulerend: ‘Als je voor de jongens en hun vrouwen kiest, kies je niet voor je eigen dochter!’’
Jan: ‘Ze had weinig zelfvertrouwen en toen ze naar een nieuwe school moest, werkte dat niet mee. Het was in een dorp en haar klas vormde een kliekje waar ze maar moeilijk tussen kwam. Op haar volgende school kwam ze voor het eerst in aanraking met drugs. Ze rookte wel eens een jointje, dat wisten we, maar daar zagen we geen kwaad in. Van ons mochten de kinderen alles proberen, maar als ze te ver zouden gaan of verslaafd zouden raken, hadden ze een probleem. Hier in huis ligt de beurs op tafel en moet iedereen te vertrouwen zijn.
Ze vertrok naar Spanje om daar als propper te werken. Toen ze terugkwam, kreeg ze verkering met een man die tien jaar ouder was. Zij 17 en hij 27. Ze verloofden zich, maar zij ging voor hun trouwen nogmaals terug naar Spanje. Dat was prima, ze was hartstikke jong. Toen ze daar door haar rug ging, begon de ellende. Van het ene op het andere moment werd ze op straat gezet, zonder uitkering, omdat ze niet meer kon werken. Ze leerde een drugsverslaafde jongen kennen en daar begonnen voor het eerst de leugens.’
Feikje: ‘Niet dat wij dat in de gaten hadden, zeker niet met drugs. Ik zocht haar een keer op en toen merkte ik dat er iets mis was. ’s Morgens had ze van die ‘klotsogen’ en rook ze naar alcohol. Als ik toen een lucifer bij haar had gehouden, was ze in brand gevlogen. ‘Ga toch mee naar huis’, zeiden we toen we zagen in welke erbarmelijke omstandigheden ze leefde, maar dat wilde ze niet. Wel belde ze soms omdat ze geld nodig had. Jan zei dan: ‘Rook je nog? Ja? Dan heb je nog voldoende geld.’ Daar werd ik dan weer boos om.’

Leven in angst
Jan: ‘Terug uit Spanje trouwde ze toch met haar tien jaar oudere vriend. Ze raakte zwanger, maar verloor het kindje na vier maanden. Hun relatie liep fout, ze begrepen elkaars verdriet niet. Ze leerde een nieuwe jongen kennen, maar die relatie was erg destructief. Toen ze het uitmaakte, ging het mis. Hij probeerde haar dood te rijden. Ze heeft maandenlang moeten revalideren en jarenlang rechtszaken gevoerd waarbij ik haar altijd heb bijgestaan en dingen voor haar heb uitgezocht en geregeld. Ondertussen bleef ze op verkeerde mannen vallen en ging ze keer op keer destructieve relaties aan, verder durfde ze weinig. Ze werd gediagnosticeerd met PTSS en een angststoornis. Daar zochten wij telkens verklaringen voor haar gedrag in, wisten wij veel dat ze ook drugs gebruikte.’
Feikje: ‘Ik verwonderde me er altijd over dat ze wel in haar eentje naar Spanje kon, maar dat ik mee moest als ze naar de huisarts moest. We hebben haar altijd zo goed mogelijk geholpen, omdat ze zo in angst leefde. Met alle liefde natuurlijk, maar het kostte zoveel energie. Je raakt uitgeput, als je je dochter weg ziet kwijnen en er niets aan kunt doen. Daarbij wíst ik dat ze drugs gebruikte, maar daar kon ik niets mee. Als ze gebruikte met haar vriendjes, dan was ze het toffe meisje. Dat had ze nodig. Maar als ze van die jongens los wilde komen, was ze kwetsbaar en dan stond ik weer voor haar klaar.’
Jan: ‘Je voelt je steeds machtelozer worden. We vonden dat we haar pijn weg moesten halen. Dat resulteerde achteraf gezien in codependent gedrag, waar ik nog nooit van gehoord had. Toen ze uiteindelijk bij Momentum GGZ terecht kwam, zei haar behandelaar: ‘Je bent heel rijk met zo’n vader, maar ook een beetje arm.’ Toen begon het mij ook te dagen; ik gaf haar nooit de kans een volwassen vrouw te worden door  haar niet los te laten. Dat heb ik sindsdien echt moeten leren.’

Zelf in therapie
Feikje: ‘Toen Barbara was opgenomen in Zuid Afrika, was voor mij duidelijk dat ik ook hulp nodig had. Want hoe moet je je als ouders staande houden met een verslaafde dochter? Hoe moet je handelen? Hoe bewaak je je grenzen? Daar was ik sowieso al heel slecht in. Die hulp werd geboden bij Momentum, daar ben ik nog altijd dankbaar voor. We gaan nu nog steeds naar familiemeetings. Ook in ons huwelijk viel nog wat te bewerkstelligen. Als Jan en Barbara een conflict hadden, voelde ik me altijd een boeman. Ik was het vaak met Jan eens en zei dat ook tegen hen beide. Maar als Barbara en ik een conflict hadden, zei Jan: ‘Je doet het prima, maar…’ Dan voelde ik me de underdog, ik voelde alleen de ‘maar’. Daar heb ik me echt uit moeten worstelen.’
Jan: ‘Samen zijn Feik en ik in relatietherapie gegaan. We moesten echt op één lijn komen, want tijdens Barbara’s actieve verslaving botsten we vaak. Feikje vermoedde dat Barbara drugs gebruikte en controleerde haar. Dat vond ik écht niet kunnen, daar kregen we ruzie over. Zij vond juist weer dat ik er te makkelijk mee om ging. Mijn vrouw is een spons en ik een spiegel. Zij zuigt zich helemaal vol, dan kan er niks meer bij. Ze gaat er op den duur aan onderdoor. Ik houd mijn kinderen juist meer een spiegel voor. Dat zorgde ook voor frictie. Ik had nooit gedacht dat ik ooit in therapie zou gaan, maar ik had ook nooit verwacht dat dit ons zou overkomen. Ik heb nog nooit zoveel gejankt als in de afgelopen maanden. Ik ben me van zoveel dingen bewust geworden. Verslaving zit aan mijn kant van de familie, mijn ene  broer was alcoholverslaafd en is jong overleden aan alvleesklierkanker. Mijn andere broer is verslaafd aan drugs, en ik bleek altijd al codependent. Als mijn broer aan het verbouwen was bijvoorbeeld, dan hielp ik hem financieel. Niet door hem geld te geven, maar materialen voor de verbouwing. Ook stom natuurlijk, want daardoor hield hij zelf juist meer over voor middelen.’

Zoveel sterker zonder middelen
Jan: ‘In Zuid Afrika is de knop bij Barbara omgegaan, ze heeft inzichten gekregen. Het is echt onvoorstelbaar. Een verademing: we hebben onze dochter terug. Dit is de Barbara die we willen, de Barbara die in herstel is. We hadden altijd het gevoel dat we haar problemen moesten oplossen, maar nu zonder middelen zien we hoe sterk ze is. Natuurlijk, het kan gebeuren dat ze terugvalt, dat hoort bij de ziekte. In mijn schadebrief heb ik geschreven dat ik het dan meteen wil weten, dat er geen maanden overheen moeten gaan. Ik wil nooit meer zo belazerd worden. Ik wil van tevoren weten dat je het moeilijk hebt, schreef ik. Zodat we er misschien iets aan kunnen doen. En als je oneerlijk bent over een terugval is het einde oefening. Dan wordt onze relatie een hele andere verhouding, ik laat mijn leven niet meer volledig opslokken door iemand die verslaafd is. Maar ik weet zeker dat ze het nu zal vertellen. Ze doet het ook echt goed, gaat er helemaal voor. Ze heeft nog nooit een afspraak gemist. ’
Feikje: ‘Barbara leert mij veel nu, ook omdat we er nu eindelijk openlijk over kunnen praten. Laatst ben ik mee gegaan naar een meeting en ze begint nu langzaamaan ook steeds meer te vertellen over haar gebruik. Ze legt uit dat haar gebruik vaak ook te maken had met haar leven op dat moment. Als het slecht met haar ging, gebruikte ze veel meer en soms gebruikte ze een periode niet. Er vielen dingen op hun plek. Als ze na een ruzie waarbij ze met piepende banden de straat uit knalde, weer rustig terug kwam had ze dus drugs gebruikt.’

Kennis en ervaring
Jan: ‘We wisten weinig over verslaving. We hadden hetzelfde beeld als veel anderen: een drugsverslaafde is een stereotype junk onder een brug. Daardoor ontkende ik net zo hard als Barbara dat ze wel eens verslaafd kon zijn. Nu weten we wel beter. Ik vind het erg dat alcoholverslaving zo’n beetje geaccepteerd wordt in Nederland. Als ik dronken thuis kom, zeggen de buren: ‘Jan had zijn zakken weer aardig vol.’ Als ik voor de deur een spuit in mijn arm zet, ben ik een smerige rotjunk.
Via de kliniek kregen we educatietrajecten aangeboden. Het is belangrijk om kennis te vergaren over verslaving.’
Feikje: ‘Die kennis en onze ervaring proberen we nu te delen op familiemeetings. Dat het belangrijk is duidelijk te zijn en grenzen aan te geven, maar ook om de successen van wat ze bereikt hebben te vieren. Zorg dat je ook je eigen leven blijft leiden en dat je ook aan je andere kinderen denkt. Wij zijn door Barbara’s verslaving uiteindelijk ook sterker geworden. En zij ook. Ze staat nu in haar kracht in plaats van in haar klacht. En dat maakt het leven voor ons ook aangenamer.’

Reageer reacties (0)
LEES MEER...