Haar man was verslaafd aan heroïne, haar oudste zoon is op last van de rechter opgenomen in een tbs-kliniek. Jacqueline Dalm (48) is verslavingscounselor. Met behulp van haar eigen ervaringen, probeert ze nu anderen verder te helpen in hun strijd tegen verslaving.
Dit ingekorte interview verscheen in augustus 2014 in Lef Magazine
Tekst Martijn Schraven
Fotografie Glenn Cornelisse
‘Op mijn 17e raakte ik zwanger. Jerry, de vader, was muzikant. Hij was zeven jaar ouder dan ik en verslaafd aan heroïne. Toch twijfelde ik geen moment of ik het kind zou houden. In die tijd leidden we best een rock ‘n roll bestaan. Ook al gebruikte ik zelf niet, ik was wel disturbed. Vanuit mijn eigen jeugd had ik weinig kaders meegekregen, maar mijn kind zou ik veiligheid bieden.
Aan mijn moeders kant kwam alcoholisme voor. Hoewel ik niet kan zeggen dat ik denk dat mijn moeder alcoholiste was, dronk ze wel degelijk erg veel. Thuis voelde ik me niet veilig. Niet dat ik ooit ben geslagen, maar ik was wel altijd op mijn hoede. Ik was altijd bang voor alcohol, want ik voelde dat verslaving ook in mij huist. Eten bleek later mijn drug of choice. Veel eten. Zeg maar gerust stouwen; ik at bevroren eten uit de vriezer.
‘Ik was ziende blind, vond heroïne in zijn zak en hij vertelde dan dat iemand het er in had gestopt’
Heroïne op zak
Ons zoontje Jeff werd geboren. Ik was dol op hem. Er waren periodes dat Jerry clean was. De verslavingszorg stond indertijd nog in de kinderschoenen. De enige plek waar hij naartoe kon, de Jellinek kliniek, vond hij verschrikkelijk. Daar stond hij vaak uren in de rij. Wanneer ik meeging naar de kliniek werd wel eens tegen hem gezegd: ‘Je hebt gebruikt.’ Ik bestreed dat dan te vuur en te zwaard, maar ik was ziende blind. Zo vond ik wel eens heroïne in zijn zak. Hij vertelde dan dat iemand het in zijn zak stopte. Ik wílde hem geloven.
We probeerden ons familieleventje zo goed en zo kwaad mogelijk te leven. Op de een of andere manier kwamen we altijd wel weer rond. Ook trad Jerry regelmatig op. Ik kan me voorstellen dat hij die verdiensten wat extra afroomde voor zichzelf. Verder geloof ik niet dat hij op zwaar criminele manier aan zijn geld kwam.
Ik raakte voor de tweede keer zwanger. Een dochter dit keer; Robyn. Ze was een zeer gewenst kindje. Maar in de achtste maand van mijn zwangerschap kon Jerry de stress niet meer aan. Hij was dagenlang zoek. Hij had op zijn werk een greep uit de kassa gedaan en was stevig gaan gebruiken. Alle dagen zocht ik hem. Na een dag of vijf kwam hij terug. En meteen probeerde ik alles weer glad te strijken. Zo faciliteerde ik zijn verslaving.
‘Ik dacht dat ik hem kon redden’
Wanneer Jerry niet gebruikte, gingen we met de kinderen fietsen, picknicken en zwemmen. Toen ik negentien was zijn we getrouwd. Het was echt een huwelijk uit liefde. Ik hield heel veel van hem. Misschien dat ik daarom dacht dat ik hem kon redden. Maar ondanks de liefde hadden we geen goede relatie; er was geen seksualiteit. Drugs verbreekt elke verbintenis.
Ergens wilde ik weer vooruit. Ik ging in deeltijd rechten studeren. Ik werd mondig. Toch was ik niet degene die een breuk forceerde. Dat was hij, hij had een ander. Ik had haar al vaker gezien; ze stond altijd vooraan bij zijn optredens. Het was uiteindelijk mijn schoonzus die het me vertelde. Toen liet ik hem zijn spullen pakken. Ik was onzeker, had weinig geloof in eigen kunnen. Alles ging maar mis in mijn leven. Toch ontwaarde ik na de breuk ook een brok eigenliefde in mezelf.
Mijn tweede man Rob was in alles totaal tegenovergesteld aan Jerry. Rob was een nette zakenman. Succesvol. Gereformeerd. We kregen samen twee kinderen, Sam en Jip. Met Jerry onderhield ik na een tijdje weer normaal contact. Ik paste me in dat tweede huwelijk enorm aan. Ik was niet wie ik wilde zijn. Toen onze jongste zoon een jaar of twee, drie was, ging ik met de kinderen het huis uit. Ik had het gevoel dat ik moest gaan vechten voor mijn leven. Nú was het zaak om iets van mijn leven te gaan maken. Vanuit het magazijn waar ik werkte, maakte ik keihard carrière. In no time werd ik rayon manager. Ik kreeg weer een huis en kon mijn gezin onderhouden. Aan de andere kant had ik veel zorgen om mijn oudste zoon Jeff.
‘Ik wil niet dat mijn zoon dood gaat, maar begrijp wel dat hij het wil’
Geen tanden meer
Toen Jeff twaalf was, begon hij met blowen. Op die leeftijd kreeg hij ook zijn eerste psychose. Maar we gingen daarvoor al jaren met hem van opvoedpoli naar onderzoeksbureau. Jeffs geboorte verliep moeizaam. Er werd meteen gesproken over een hersenbeschadiging. Volgens de artsen hield hij er MBD aan over, Minimal Brain Damage, zo noemden ze het. Over genetica wisten we toen nog niet veel. Ik denk wel dat de kinderen van Jerry en mij erfelijk belast zijn met verslavingsgevoeligheid. Als kind liep Jeff regelmatig weg van huis. De jaren erna, in zijn puberteit, ging hij in en uit psychiatrische inrichtingen. Op enig moment is de diagnose paranoïde schizofrenie gesteld. Hij leefde op straat en was multi-gebruiker. Verschrikkelijk was het. Echt verschrikkelijk. Na een geweldsdelict werd hij door de rechter van straat gehaald op zijn negentiende. De rechter betrok het gevaar voor de overige gezinsleden, ik en mijn andere kinderen, bij zijn afweging. Hij kreeg tbs opgelegd.
Voor mijn gevoel heb ik altijd een gehandicapt kind gehad. Mijn kind is altijd ziek zonder kans op genezing. Hij realiseert zich dat hij is opgenomen in een tbs kliniek en dat waarschijnlijk altijd zal blijven. ‘Als de rechter me niet van straat had gehaald, was ik nu dood geweest.’ Dat vertelt hij me wel eens. Toch schreeuwt zijn verslaafde brein nog steeds om drugs. Als hij buiten zou komen, zou hij waarschijnlijk meteen weer gebruiken. Hij schaamt zich ook, volgens mij. Nooit zal hij een normale baan hebben. Nooit zal hij gewoon op vakantie kunnen. Nooit zal hij zelf een eigen gezin en kinderen hebben. Hij zegt wel eens: ‘Ik heb er geen zin meer in.’ Ik begrijp dat; wat een hel moet het leven voor hem zijn. De zware demonische wereld van de schizofrenie waarin je leeft. Ik wil niet dat hij dood gaat, maar ik snap wel wat hij zegt.
Ergens tijdens mijn tweede huwelijk investeerde ik meer tijd in spiritualiteit. Gaandeweg voelde ik me aangetrokken tot het boeddhisme. De filosofie van de Boeddha geeft mij tools om het leven te doorzien. Het Boeddhisme leert om dingen te voelen maar er tegelijkertijd rationeel naar te blijven kijken; het is geen religie.
Lijden is volgens het Boeddhisme een wezenlijk onderdeel van het pad waarop je dingen leert. Ik zeg dan ook wel eens dat Jeff mijn grootste leermeester is. Ik heb als moeder zóveel verdriet, zoveel pijn om hem gehad. Door de beproevingen ben ik er achter gekomen dat ik power heb. Daarvoor moest ik een lange weg afleggen, een innerlijke transformatie ondergaan om aan mijn eigen diepere kern te komen.
‘Hij heeft de boodschappen nog in de koelkast gezet en zichzelf daarna opgehangen. Geen briefje, geen afscheid. Niks’
Jerry’s zelfmoord
Toen mijn dochter Robyn zestien was, raakte ze zwanger. Ze gedroeg zich precies zoals ik toen ik zestien was. Zelf was ik er in die tijd emotioneel niet voor haar en mijn andere kinderen. Robyn en ik hadden een moeizame relatie. Ze experimenteerde veel met jongens en drank. Ook daar geloofde ik op dat moment niks van, wanneer het me door anderen werd verteld.
Twee dagen nadat Robyn was bevallen, werd ik gebeld door een broer van Jerry. Jerry was dood. Hij had zijn eigen leven genomen door zichzelf te verhangen. Al jaren hield ik daar rekening mee. Ik was geschokt, maar het was niet onverwacht. Wat ik gevreesd had, was uitgekomen. Jerry bleef altijd deel uitmaken van mijn leven, maar helpen kon ik hem niet. Er was wel een moment dat hij me vroeg of we weer bij elkaar moesten komen. Volgens mij was dat niet vanuit liefde maar vanuit een desperaat soort gevoel van hem. Uiteindelijk heeft hij besloten dat het leven voor hem niet verder kon. Hij heeft zijn kleinkindje gezien, maar twee dagen later stapte hij er uit. Hij ging boodschappen doen voor zijn zus, die op dat moment bij hem inwoonde. Jerry zette de boodschappen nog in de koelkast en heeft zichzelf daarna opgehangen. Geen briefje, geen afscheid. Niks. Ik was er kapot van.
‘Alle ellende en pijn kent een einde’
Van dat hele jaar kan ik me eigenlijk weinig meer herinneren. Ik weet nog dat ik het voornamelijk vol moest houden op wilskracht. Ik had makkelijk bij mijn huisarts aan kunnen kloppen voor medicijnen, maar voor drugs op recept was ik even bang als voor alcohol.
Ik probeerde alles wat er toen gebeurde in een Boeddhistische licht te plaatsen. Ik zeg nu ook regelmatig tegen cliënten: ga maar op de grond liggen. Daar kan je niks gebeuren. Je bent nu van je pad maar ook dat gaat voorbij. This too shall pass. Alle ellende en pijn kent een einde. Maar je moet er wel doorheen
Na dat ellendige jaar ging ik opnieuw studeren. Na een opleiding tot mediator ging ik een 4-jarige hbo-opleiding Integratieve psychotherapie volgen. In 2008 begon ik een eigen praktijk als verslavingscounselor. Wat later stond ik aan de wieg van verslavingsinstelling Spoor6, en in 2012 ging ik weer terug naar een eigen praktijk. Mijn zoon Sam van negentien gaat SPH studeren, hij wil de verslavingszorg in. Ook hij heeft veel ellende gezien bij zijn grote broer maar wil het ten positieve gebruiken en inzetten. Ik ben daar heel erg blij om. Het maakt de cirkel weer rond.’
LEES MEER...