Weakness versus illness

Wim van den Brink is hoogleraar verslavingszorg en staat aan het hoofd van de afdeling Verslaving van het Amsterdam Institute of Addiction Research (AIAR). Dit instituut doet onderzoek naar verslavingen. Dit onderzoek moet uiteindelijk leiden naar een betere behandeling op wetenschappelijke basis. ‘Bij de ziekte verslaving heerst nog het idee: eigen schuld, dikke bult. We moeten eens en voor altijd van dat stigma af.’

Dit interview verscheen in oktober 2011 in Lef Magazine.

Tekst Jolande Bastiaans
Fotografie Ruud Strobbe

We beginnen maar meteen met de hamvraag. Wat is een verslaving?
‘Een verslaving is een chronische, recidiverende (terugkerende) hersenaandoening. Een ziekte, dus. Een neurobiologische stoornis van het brein.’

Zo hebben wetenschappers er lange tijd niet over gedacht, toch?
‘Verslaving is van alle tijden. Voor de industriële revolutie werkten mensen in Nederland voornamelijk op het land. Mensen mochten daarbij gerust een borrel drinken; daar werden ze lekker vrolijk van. Dat veranderde toen diezelfde mensen in de fabrieken gingen werken. Toen werd het onwenselijk dat ze dronken omdat dat gevaarlijk zou kunnen zijn. Ook toen al was er een aantal mensen die het drinken van alcohol moeilijk kon laten. Zij werden als moreel verwerpelijke, zwakke types beschouwd. Daarmee ontstond de opinie dat verslaving een ziekte van de ruggengraat was. Wij noemen dat nu het moreel model. Een aantal jaren later ontstond het farmacologisch model: de stof alcohol werd als de grote boosdoener gezien. Het was rotspul, waar iedereen aan ten prooi kon vallen. Dat resulteerde in de drooglegging in Amerika. Totdat men besefte dat de meeste mensen wél gewoon met alcohol konden omgaan. In het begin van de twintigste eeuw was men – onder invloed van Freud – de mening toegedaan dat verslaving een symptoom van een karakterneurose was. Verslaafden werden dus ook zo behandeld. Begin jaren zeventig ontwikkelde zich de psychologische stroming. Een verslaving was aangeleerd gedrag en daar kon je dus ook iets overheen leren. Zo ontstond de cognitieve gedragstherapie voor verslaving. In dezelfde tijd ontstond het idee dat verslaving een reactie was op sociale misstanden. Aan het eind van de vorige eeuw waren er dus zowel biologische, psychologische en sociale modellen over verslaving en deze modellen werden samengebracht in het bio-psychosociale model, waarbij de nadruk in de laatste 20 jaar steeds sterker op het biologische is komen te liggen.’

Wat zijn de oorzaken van verslaving?
‘We weten nu dat het een deels genetisch bepaalde ziekte is, die zich vertaald in biologische kenmerken, die zichtbaar zijn als hersenafwijkingen. Er zijn ook bepaalde sociale factoren die meespelen. Als je ouders veel drinken bijvoorbeeld. Of een hele slechte jeugd en verkeerde vrienden. Maar het genetisch risicoprofiel dient wel aanwezig te zijn. Er bestaat niet één verslavingsgen. Het is waarschijnlijk een groepje van 50 tot 200 genen, die samen de biologische kwetsbaarheid veroorzaken. Net zoals er bij borstkanker niet één gen verantwoordelijk is, maar een groepje van 35 of meer genen. Het is dus een lichamelijke ziekte met sociale componenten, zoals heel veel westerse ziektes. Diabetes type 2 wordt voor een groot deel veroorzaakt door obesitas. En slechte leefgewoonten in combinatie met aanleg, kunnen leiden tot hoge bloeddruk.’



‘Een groepje van 50 tot 200 genen is samen verantwoordelijk voor de kwetsbaarheid om verslaafd te raken’



Het AIAR verricht onderzoek naar verslaving. Hoe gaat dat onderzoek in zijn werk? En wat zijn de laatste inzichten?
‘We kunnen pas de laatste 20 jaar in het brein kijken door middel van hersenscans. Voorheen kon er alleen onderzoek op ratten worden verricht. We kunnen met deze scans de verschillende functies van het brein bekijken. We weten nu dat de aandoening zich voornamelijk bevindt in het beloningssysteem diep in de hersenen en in de prefrontale cortex (een gebied in het voorste gedeelte van de hersenen). We denken dat verslaafden een minder gevoelig beloningsysteem hebben. Hun reward efficiency is minder ontwikkeld. Ze zijn anhedonisch: zij hebben minder plezier in het leven.  Totdat ze in aanraking komen met alcohol en drugs. Ook denken we dat verslaafde mensen impulsiever zijn dan anderen. De laatste vijf jaar richt het onderzoek zich ook op de relatie tussen verslaving en dwangmatigheid. We vermoeden dat er een relatie bestaat tussen een verslaafd brein en de hersenen van een persoon met een obsessieve compulsieve stoornis (OCS).  Net zoals er een relatie bestaat tussen depressiviteit en angststoornissen. Wat is de rol van compulsive drugseaking behaviour? Wat ligt eraan ten grondslag dat mensen dwangmatig moeten gokken, eten, gamen of seks moeten hebben? Vroeger stopten we alle stoornissen in hokjes. Nu komen er steeds meer bewijzen dat deze stoornissen een onderliggend verband hebben.’

Tien procent van de wereldbevolking heeft in potentie een grote kans om ooit verslaafd te raken. Dat is een vast gegeven?
‘Dat  is een min of meer vaststaand feit. Dit gegeven is nog eens onderstreept in de jaren 70 door de Amerikaanse oorlog in Vietnam. Toen de Amerikaanse soldaten terugkwamen van het front had vijftien procent opiaten in hun urine. Die mannen waren echt afhankelijk van dit middel, want ze wisten goed dat wanneer ze een positieve urinetest hadden, ze hun baan en medaille kwijtraakten. Dat was voor sommige onderzoekers het bewijs dat verslaving een reactie is op stress, verveling en het gemakkelijk beschikbaar zijn van de middelen. Het zou een sociaal fenomeen zijn. Totdat een aantal jaren later bleek dat nog slechts tien procent van hen daadwerkelijk verslaafd was. Toen ze dat gingen onderzoeken, bleek dat van die tien procent veel ouders ook verslaafd waren. Toen konden ze niet meer om het familiaire – het genetische – aspect heen…’

Is een verslaving te behandelen, en met welke therapieën?
’Een verslaving is goed te behandelen. Er zijn diverse methoden. De arts Jellinek was één van de eersten die tot de conclusie kwam dat verslaving een ziekte is. De filosofie van de AA is in belangrijke mate gekoppeld aan zijn theorieën. Beiden pleitten voor een levenslange abstinentie. Wij zijn van mening dat wanneer een verslaving een biologische aandoening is, je die het best kunt behandelen met biologische behandelmethoden. Mensen met ADHD hebben een veel grotere kans om verslaafd te raken. ADHD patiënten hebben een verhoogde impulsiviteit en een verminderde beloningsgevoeligheid. Net als verslaafden. Het is bewezen dat je wanneer je vroeg begint te behandelen met Ritalin, je de verslavingskans sterk kunt verminderen. Verslaving is een ziekte die aantoonbaar is op een hersenscan. Wij bekijken of mensen die verslaafd zijn onder medicamenteuze behandeling gecontroleerd kunnen drinken. Dat doen we onder meer met naltraxon. Dit geneesmiddel vermindert het gelukzalige gevoel dat alcohol en opiaten geven. Mensen beleven er minder plezier aan en het reduceert ook de zucht. Dat middel werkt niet voor iedereen. Een deel van de groep heeft hier baat bij, een ander deel niet. Het belangrijkste voor mij is dat de patiënt zelf een keuzemogelijkheid heeft. De patiënt beslist samen met de behandelaar. Dat is lange tijd niet zo geweest. Patient empowerment noemen wij dat.’

 

‘Toen Anthony Kamerling zelfmoord pleegde, besefte de samenleving dat hij ziek was. Bij verslavingen zijn we nog niet zo ver’ 


 
De terugval na behandeling is redelijk groot. Wat is daar de oorzaak van?
‘De symptomen van verslaving zijn controleverlies, ontwenningsverschijnselen en zucht. Dat is de verslaving.  Na het stoppen met het middel of het gedrag, zie je dat het controleverlies en de ontwenningsverschijnselen verdwijnen. Na drie maanden onthouding heeft iemand echt geen trillende handen meer bij afwezigheid van alcohol, drugs of andere zaken. De zucht - het verlangen naar - blijft echter. Het duurt een hele poos voordat mensen geen hunkering meer hebben naar het middel of gedrag. Die zucht is in veel gevallen de reden van een terugval.’ 
 
Hoe bent u er toe gekomen om voor deze specialisatie te kiezen?
‘Daar heb ik nooit zo bewust voor gekozen. Ik heb eerst geneeskunde gestudeerd in Groningen en aansluitend de specialisatie psychiatrie gedaan. Daarna heb ik iemand begeleid die een paper schreef over persoonlijkheidsstoornissen gecombineerd met een verslaving. Vanwege dat paper ben ik gevraagd om in Amsterdam onderzoek te komen verrichten naar verslaving. Dat onderzoek bij mensen stond destijds nog in de kinderschoenen in Nederland. We hebben het nu over twintig jaar geleden. Tot 1980 werd verslaving nog beschouwd als een subcategorie van de antisociale persoonlijkheidsstoornis. Onderzoek naar verslaving was één groot braakliggend terrein. Ik vond het een uitdaging om me in te gaan zetten voor een heel nieuw veld binnen mijn vakgebied. Een heel nuttig veld ook. Ik heb er geen moment spijt van gehad en vind het na al die jaren nog steeds een prachtig vak.’

Op het hebben van een verslaving rust nog steeds een levensgroot stigma in Nederland. Hoe komen we daar vanaf?
‘Door openheid. Tot voor enkele jaren terug, rustte er een stigma op iedere hersenaandoening en elke psychiatrische stoornis. Dat is nu gelukkig minder. Je zag dat toen de acteur Anthony Kamerling zelfmoord pleegde vanwege zijn depressiviteit. Tien jaar geleden had heel de samenleving nog moord en brand geschreeuwd. Hij had namelijk alles: een carrière, een lieve vrouw en twee kinderen. Nu was er toch wel meer begrip; men besefte dat hij – ondanks zijn toch wat stoere imago - ziek was. Andere bekende mensen zeggen nu ook voluit dat ze een depressie hebben of hadden. Huisartsen schrijven ook antidepressiva voor. Bij verslavingen zijn we nog niet zo ver. Daar heerst nog het idee: eigen schuld, dikke bult. De algemene opinie is nog niet zo ver dat men het als een stoornis en/of ziekte ziet. Dat zie je ook terug aan het drugsbeleid, en niet alleen in Nederland. Voor drugs wordt nog steeds het farmaceutisch model toegepast dat we in de jaren dertig van de vorige eeuw voor alcohol hadden: drooglegging. Zowat alle drugs zijn illegaal. De drugs op zich worden als de grote schuldigen gezien. De stof is sterk en de mens is zwak. Terwijl er heel veel – zeker jonge – mensen met drugs experimenteren. En ook daarvan wordt maar tien procent verslaafd. Het is heel jammer dat er nog een zodanig vooroordeel over verslaving heerst. In Nederland duurt het gemiddeld zeven tot acht jaar voordat een verslaafde in behandeling gaat. De schaamte en onwetendheid zijn nog te groot. Het is betreurenswaardig dat mensen zo laat in behandeling gaan. Want hoe langer de aandoening bestaat, hoe moeilijker de behandeling is. Ondanks het feit dat mensen te lang wachten, kunnen we echt heel veel mensen met een verslaving effectief behandelen.’

De geschiedenis van de oorzaaktheorieën van de ziekte verslaving:

  • Het moreel model: verslaafden zijn moreel afkeuringswaardige zwakke types

  • Het farmacologisch model: het middel is sterk; de mens is zwak

  • Het symptoom model van een karakterneurose: een verslaving wordt gezien als een symptoom van een antisociale persoonlijkheidsstoornis

  • Het ziektemodel: een verslaving is een neurobiologische hersenstoornis

  • Het psychologisch model: een verslaving is aangeleerd gedrag

  • Het sociale model: verslaving is een normale reactie op een abnormale omgeving

  • Het bio-psychosociale model: verslaving als gevolg van een interactie tussen de biologische kwetsbaarheid, de psychologische ontwikkeling en de sociale omgeving

  • Het hersenziektemodel: bio-psychosociale model met nadruk op het biologische aspect

Reageer reacties (0)
LEES MEER...